In de wintermaanden is er genoeg moois te zien in onze natuur. Wij vertellen je wat je in januari en februari kunt beleven. 

Betoverende klokjes

Sneeuwklokjes zijn niet alleen uitverkoren om het sneeuwdek, maar ook harten te breken als ze hun tere kopjes boven de aarde uitsteken. Een enkeling laat zich al in januari zien, maar in februari is er geen houden meer aan en verandert het sneeuwtapijt in een wit-groen bloemendek.

Natuur januari en februari

Levendige bezoeker

In de winter zie je ze vaak allerlei capriolen uithalen op takken van bomen en struiken in parken en tuinen: de staartmeesjes. Ze zijn herkenbaar aan hun kogelronde lichamen en een buitenproportioneel lange staart. De mezen vliegen van noordelijk gelegen landen naar hun broedgebieden in Europa waar ze de winter doorbrengen. De staartmees eet voornamelijk insecten en hangt daarbij vaak ondersteboven aan een tak om bij zijn prooi te kunnen komen.

Vroeg bermplantje

Het klein hoefblad is vaak een van de eerste bermplanten die zijn zonnige gele bloempjes laat zien en zo de ziel verwarmt. Na zachte winters kan dat al in februari zijn. Pas na de bloei verschijnen de herkenbare, handpalmgrote, hartof hoefvormige blaadjes.

Verdwaalde vlinder

De dagpauwenoog (boven) en kleine vos (onder) zijn twee vlinders die als volwassen dier in koele ruimtes als schuren overwinteren. Soms tref je echter een verdwaalde vlinder in huis aan, waar het feitelijk te warm is voor een winterslaap. Het beste wat je dan kunt doen, zo lezen we op de website van de Vlinderstichting, is de vlinder voorzichtig oppakken en naar een koele, beschutte plek brengen. Daar kan hij rustig overwinteren (-20 ⁰C is geen probleem), waarna hij in het voorjaar weer kan wegvliegen.

Anderen lezen ook:  Geborduurde bloempot

Natuur in januari en februari

Het goud van de zee: barnsteen

Toegegeven: er liggen meer schelpen dan barnsteen op het strand, maar toch kun je brokjes van dit zachte gesteente langs de kust tegenkomen. Hoewel de beste vindplaats de stranden van de oostelijke Waddenzee is, vooral na een winterse storm, spoelt het gesteente na aanhoudende oostenwind ook op de Noordzeekust aan. Dit gebeurt dan vooral in Noord-Nederland.

Wilde zwaan

Zie je een zwaan met een opvallende gele driehoek op de snavel, dan heb je te maken met een wilde zwaan (Cygnus cygnus). Hoewel hij even lang is als de knobbelzwaan, is hij een stuk slanker en lichter. En dat is handig, want de wilde zwaan is een echte trekvogel. Hij broedt in Scandinavië en Noord-Rusland en overwintert tussen half oktober en half april bij ons; je ziet ze vooral in het noorden en oosten van Nederland, in groepjes langs grote rivieren, op weiden en onder meer het Wieringermeer.

Snelle renner

Hazen houden geen winterslaap en zijn dus ook in de koude maanden op akkers en weilanden te vinden. Wel zijn ze in de winter vooral in de vooravond en nacht actief; overdag rusten ze uit in hun leger, de ondiepe uitholling in de grond of in hoog gras die als schuilplaats dient. De bronsttijd begint in februari, maar soms al vroeger. Als je dan hazen door het open veld ziet rennen, zijn dit meestal een loops vrouwtje en enkele rammen die achter haar aanzitten.

Natuur in januari en februari

Opvallend zwammetje

Op afgestorven boomstronken en takken van verschillende loofbomen is de gele trilzwam (Tremella mesenterica) met zijn goudgele kleur en gelobde vruchtlichaam in de winter een opvallende verschijning in het bos. Zo lang het niet vriest, sieren de zwammen die wel 10 cm groot kunnen worden, de takken. Hoe ouder het exemplaar, des te bleker de kleur wordt. In Azië wordt de zwam verzameld voor consumptie en als geneesmiddel; bij ons wordt hij als niet eetbaar beschouwd.