De bever, ooit uitgestorven in Nederland, heeft dankzij herintroductieprogramma’s zijn plek in onze natuur heroverd. Deze opmerkelijke dieren staan bekend om hun bouwkundige vaardigheden en hun invloed op het landschap.
In 1988 werden de eerste bevers weer in Nederland uitgezet, voornamelijk in de Biesbosch. Sindsdien heeft hun populatie zich gestaag uitgebreid. Momenteel schat men het aantal bevers in Nederland op meer dan 5000. Dit herstel heeft ertoe geleid dat de bever sinds 2020 niet meer op de Rode Lijst van bedreigde zoogdieren staat.
Kenmerken en leefwijze
Bevers zijn het grootste knaagdier van Europa, met een lengte van 95 tot 137 cm en een gewicht tussen 15 en 35 kg. Ze leven in familiegroepen in zogenaamde burchten, die ze bouwen met takken, modder en stenen. De ingang van deze burchten bevindt zich onder water, wat bescherming biedt tegen roofdieren.
Oranje tanden
Bevers zijn ook uitmuntende duikers. Ze kunnen 20 minuten lang onder water blijven, waarbij oren en neus automatisch afgesloten worden. Zijn brede, platte staart gebruikt hij daarbij als stuur en als aandrijving. Daarnaast beschikken bevers over een derde ooglid, ook wel knipvlies genoemd. Dit fungeert als een soort ingebouwde duikbril en beschermt hun ogen terwijl ze onder water duiken. Het zorgt ervoor dat ze goed zicht hebben onder water.
Bevers houden geen winterslaap
Ze moeten zich voor het koude jaargetijde begint dus goed voorbereiden om de winter te overleven. De planteneters leggen daarom een wintervoorraad van stammen en takken van veelal kleine bomen aan, die ze vlakbij de ingang van hun burcht onder water vastmaken. Zo zijn ze, ook als het wateroppervlak dichtvriest, de hele winter verzekerd van voedsel. Naast schors eten bevers gedurende het jaar ook bloemen, bladeren, wortels en scheuten van waterplanten.
De terugkeer van de bever is een succesverhaal van natuurbehoud en laat zien hoe menselijke inspanningen kunnen bijdragen aan het herstel van inheemse diersoort.